De oude Hepsetsoet zat op het hete zand aan de oever van de Nijl. Links lag de woestijn, rechts de machtige, groenblauwe rivier.
De hogepriester was moe. Zijn tijd was bijna gekomen. Hij voelde het aan zijn stijve botten en aan zijn zware hoofd. Zijn ogen traanden en in zijn huid zaten meer rimpels dan in het water van de rivier.